Er was al sprake van sinds mei maar nu is het er dan toch eindelijk van gekomen. We hebben het voorbije weekend de op een na hoogste berg van de Filippijnen beklommen. Mount Dulang-Dulang is met zijn 2938 meter de hoogste top van de Mount Kitanglad bergketen en daarmee ook meteen slechts 17 meter lager dan Mount Apo, die in de buurt van Davao boven de zee uit torent.
Vrijdag zakten we rond 15 uur af naar de Lantapan crossing, een halfuurtje buiten Malaybalay. Daar werden we opgepikt door Arnold en zijn dochter Maya, die uit Davao kwamen. Samen zetten we de weg verder naar Henry’s farm in Bol-ogan (Sonko, Lantapan, zie het eerder verslag van ons bezoek aan zijn farm). Johan, de derde BD vrijwilliger in de Filippijnen zou daar even later ook aankomen. Na een korte briefing en het avondmaal was er al wat tijd om bij het haardvuur onze ervaringen, problemen en zorgen met Arnold te delen. Het weekend stond namelijk niet enkel in het teken van Dulang-Dulang maar was ook bedoeld als een tweede tussentijdse evaluatie van ons verblijf als vrijwilliger in de Filippijnen. Kwestie van het nuttige aan het aangename te koppelen. We gingen niet te laat slapen want de volgende dag moesten we al om 5 uur uit de veren. Na een stevig ontbijt, maakten we kennis met de ‘porters’ die ons zouden helpen al onze spullen me de berg op te zeulen. Henry, wiens farm vaak het vertrekpunt is van klimtochten, doet hiervoor steeds beroep op enkele plaatselijke boeren. Op die manier kunnen ze wat extra cash verdienen. Henry had vier porters voor ons geregeld. Ze droegen het eten, de tenten, borden, bestek, kookgerief en wat droge kleren de berg op. Hun eigen uitrusting was erg beperkt. Eentje had schoenen aan maar de andere 3 deden de beklimming op hun ‘slippers’. Verder hadden ze enkel een regenjas bij en wat lakens. Bert, die op het vlak van fysische pijn altijd wel wat masochistische trekjes vertoont, verkoos om de rugzak met onze spullen zelf de berg op te dragen...
Om iets voor zeven begonnen we er met z’n achten (Arnold, Maya, Johan en wij twee en drie van de porters) aan. Henry en zijn vrouw Perla zouden samen met de vierde porter wat later vertrekken. Het eerste stuk was een ‘gewone weg’ die langs de boerderijen en een paar huizen bergop liep. Plots ging die weg over in een pad tussen de struiken. Om wat later het woud in te duiken. Gaande weg werd het woud steeds dichter en vochtiger. De weg was bezaaid met bladeren en omgevallen bomen. We waren omringd door de natuur. We hoorden vogeltjes fluiten. Onze kuiten werden gestreeld door varens en mos. We klommen steeds hoger en hoger en al bij al verliep alles vrij vlot. Al was het een echt klauterwerk, op, onder, over en tussen bomen.
Rond 13 uur kwamen we aan op de kampplaats. Deze bevond zich net onder de top en daar zouden de tenten worden opgeslaan. Van aan Henry’s farm, gelegen op 1300 meter, hadden we dan al bijna 1600 meter geklommen. Als we rond ons keken zagen we enkel bomen en het witte van de wolken. Het regende niet maar door dat we in de wolken zaten was het wel erg vochtig. Telkens de wind waaide, vielen er druppen van de bladeren en leek het even of het regende. Door de hoogte was het er ook erg fris. We hadden voor ons vijven 2 tenten mee maar besloten om allemaal samen in de grootste te slapen, omwille van de warmte. Nadat de tenten opgezet waren, trokken we allemaal bijna alle droge kleren die we nog over hadden aan. We schaarden ons rond het vuur en zochten bescherming onder het zeil dat de porters hadden opgespannen. Kort daarna kwamen ook de anderen aan en werd begonnen met het klaarmaken van de maaltijd. Henry had heel wat organische gekweekte groenten van zijn farm mee. Er was zelfs heerlijk gemarineerd kippen- en varkensvlees, dat op het vuur geroosterd werd. We kropen opnieuw vroeg onder de wol een beetje omwille van de duisternis die al rond 18 uur neerdaalde maar ook en vooral omwille van de koude. De porters hadden geen tent nodig, zij kropen dicht bijeen rond het vuur en onder het zeil, en zochten wat extra warmte in een fles rum. Wij hadden nauwelijks contact met de porters weer maar eens omwille van het taalprobleem. Dat was wel wat jammer maar we vernamen wel wat over hen via de anderen.
Na een koude nacht waarin we allemaal wel 20 keer wakker werden, was de eerste grote opdracht van dag 2 de koude en natte weer trotseren. Het weer was namelijk nog steeds hetzelfde: nat en winderig. Na een warme koffie of thee begonnen we vervolgens aan de korte klim naar de top. Op de top is er normaalgezien een prachtig panorama. We werden verteld dat je er normaalgezien maar dan een derde van de provincie Bukidnon kan zien, ook het eiland Camiguin ten noorden van Mindanao en soms zelfs Mount Apo in de verte. Wij zagen echter niets anders dan wit, omwille van de vele wolken. Niemand leek echter erg ontgoocheld. We kwamen om op de top te staan en dat konden we ook doen als die zich had ingegraven in de wolken. Henry vertelde ons wat zaken over de vegetatie, de omgeving maar ook over legendes en tradities. Toen we van de top terug naar de kampplaats afdaalden, passeerden we ook even langs de ‘plaza’. Dit is een open vlakte niet ver onder de top. Henry wist ons te vertellen dat het voor de Talaandig stam (waar hij zelf ook deel van is) een erg speciale plaats is. Er worden jaarlijks rituelen gehouden. Heel het gebied van Mount Dulang-Dulang is voor die stam trouwens heilig gebied. Voor alle bezoekers die niet tot de stam behoren moeten daarom een ritueel gebeuren. Ook voor ons dus maar zelf waren we niet bij het ritueel (de ritueelleider was er niet dit weekend), we moesten wel het materiaal voor het ritueel voorzien.
Terug op de kampplaats nuttigden we een ontbijt, deelden nog wat onze ervaringen met Arnold en kraamden ons boeltje op. Tegen 11 uur stonden we klaar om de afdaling aan te vatten. Die ging weer behoorlijk goed. Af en toe gingen we wel eens onderuit maar we bleven gespaard van regen en in amper 4 uur stonden we terug aan Henry’s farm. Niet slecht voor een afdaling van 1600 meter. Moe maar voldaan namen we dankbaar de organisch gekweekte groenten die Henry ons aanbood in ontvangst en zetten na een maaltijd de terugreis in. Johan en wij richting Malaybalay, terwijl Arnold en Maya nog een lange rit naar Davao voor de boeg hadden.
Deze morgen herinnerden de berg vuile kleren en de stijve spieren ons aan het avontuur van het voorbije weekend. Henry zei dat als het slecht weer is en je daardoor niet van het uitzicht op de top kan genieten, je nog eens terug moet gaan. Misschien iets voor als Tines ouders en broer hier op bezoek zijn...
Op de fotopagina vind je heel wat foto’s van de klim...
Groentjes,
wij
2 opmerkingen:
Wat een tocht... Ik vind de foto's best wel indrukwekkend. Vooral de sterk bemoste bomen en de porters op hun slippers konden op mijn verwondering rekenen. En natuurlijk dapper van jullie dat jullie de top bereikt hebben!
Ik krijg zo vagelijk het gevoel dat een witte broek dan tóch niet de ideale kledij was om Mount Dulang Dulang te trotseren ;)
Het ziet er ondanks de mist en de regen toch wel echt de moeite uit...
Els stiekem toch een beetje *jaloers*
Een reactie posten